KORTE AANDUIDING INHOUD HALIN BOEK VAN VILAN VAN DE LOO

Titel: FAMILIE GEBLEVEN Hulp aan Landgenoten in Indonesië.

Auteur: Vilan van de Loo www.vilanvandeloo.nl

Inleiding: Aanduiding van waar het boek over gaat; nl. voormalige, arme Indische Nederlanders, die in Indonesië zijn gebleven.

Hfd.st. I. “Ons Indië “, Indisch in Indië: 1900-1942: historische schets over de gelaagdheid van de Indische samenleving, Indo-Europeanen en de opkomst van het nationalisme.

Hfd.st. II. “Tussen twee molenstenen” Japan in Indië (1942-1945): over het uit de samenleving brengen van de Nederlanders, de militaire scholing van Indonesiërs.

Hfd.st. III. Binnen en buiten het kamp,einde Japanse bezetting, machtsvacuüm.

Hfd.st. IV Bersiap 1945/45 over de ervaringen van Indische Nederlanders

Hfd.st. V. “Merdeka” over de Republiek en de overdracht en over het dilemma voor de Indische Nederlanders: blijven of vertrekken.

Hds.st. VI “Een onhoudbare toestand” over de situatie na de soevereiniteitsoverdracht in de periode 1949-1957, het rapport Werner en Oosterse Nederlanders, die het beste in Indonesië konden blijven volgens de Nederlandse regering, verslechterde verhouding en de gevolgen voor de gebleven warga negara’s, alsmede het ontstaan van de georganiseerde hulpverlening uit Nederland, met name Halin.

Hfd.st. VII. “….. die eindeloos lijkende lijdensweg” de blijvers en achterblijvers, 1958.1960 over de nationalisering, spijtoptanten en de wederzijds gevoelde banden met Nederland .

Hfd.st. VIII “In Indonesië aanwezige stamgenoten” de publieke opinie, 1959-1964 over de terugkeer naar Nederland, de kille ontvangst, het afhouden door de Nederlandse regering van vertrek naar Nederland, de steun voor de achtergebleven warga negara’s, het NASSI comité, dat tot versoepeling van het toelaten van spijtoptanten tot Nederland bepleitte en het einde van Nederlands Nieuw Guinea.

Hfd.st. IX. “Miljoenen hebben we niet” Met het hart, volgens de wet, 1964-2000; over de diverse particuliere initiatieven en acties om hulp te verlenen aan de noodlijdende warga negara’s in Indonesië en de afwijzende houding van de Nederlandse overheid en de weigering van de individuele uitkering van Het Gebaar en over de bijdrage van een (1) miljoen euro van Het Gebaar uit het budget voor collectieve doelen.

Hfd.st. X. “Zolang die lui nog leven” Hulp aan Landgenoten in Indonesië: over doel, werkwijze en activiteiten van de Stichting Halin, en wat het voor de hulp krijgenden betekent en over de toekomst van deze personen en van Halin.

Bovenstaande is een inhoudsopgave van de 10 hoofdstukken. In alle hoofdstukken worden de belangrijkste feitelijke ontwikkelingen weergegeven zoals die in de historische en wetenschappelijke literatuur zijn te vinden, inclusief bronvermelding. De historische ontwikkelingen worden mede geïllustreerd met tal van korte citaten van betrokkenen, vooral van warga negara’s die in de loop der jaren door Halin zijn geïnterviewd. In de hoofdstukken zijn 9 uitgebreide in de thuissituatie opgenomen interviews met door Halin ondersteunde warga negara’s door Vilan van de Loo, die daarvoor speciaal naar Indonesië is geweest. De tekst wordt in ruime mate herkenbaar gemaakt met beeldmateriaal (portretten, foto’s, plakkaten e.d.)

De strekking van het boek is dat er in Indonesië Indische Nederlanders zijn achtergebleven die door omstandigheden tussen wal en schip zijn terecht gekomen. Ze hebben als Nederlanders de Japanse bezetting meegemaakt, de bersiap en de tijd die daarop volgde. Zij moesten kiezen tussen Nederlander blijven of opteren voor de Indonesische nationaliteit. Velen – vrouwen en minderjarigen – konden niet kiezen; voor hen werd de keus gemaakt door de echtgenoot of de vader. De regering (de Hoge Commissaris Lamping en de leiding van Het KNIL), het bedrijf en de (katholieke) Kerk adviseerden te opteren voor de Indonesische nationaliteit en in Indonesië te blijven. Alles zou goed komen en in Nederland was het koud, geen woning en werk. Anderen bleven om hun pensioen te halen of familie te verzorgen.

Toen in de jaren 50 de verhouding tussen Indonesië en Nederland verslechterde, mede als gevolg van de kwestie Nieuw Guinea, kwamen de Nederlanders en de voormalige Nederlanders, de warga negara’s, in een benarde positie terecht. Velen verloren hun baan. Zij kregen spijt van hun keus. Als Spijtoptant probeerden ze alsnog naar Nederland te vertrekken. De Nederlandse regering stelde zich daar teughoudend tegenover op. Dit werd gebaseerd op het rapport van de regeringscommissie o.l.v. de heer Werner (de Commissie Werner), die aangaf dat de Indische Nederlanders recht hadden op hulp van de Nederlandse regering en dat de regering de verhouding met Indonesië diende te verbeteren, zodat de Indische Nederlanders en de voormalige Indische Nederlanders een goed bestaan in Indonesië konden opbouwen.

Voor de in Nederlands Indië geboren en getogen Indische Nederlanders, veelal mensen met een Nederlandse vader en inheemse moeder, de zogenaamde Indo’s, stelde de Commissie Werner dat deze mensen in Indonesië waren geworteld en dat voor hen de Nederlandse regering niet gehouden was deze mensen naar Nederland te laten komen maar dat ze ook geholpen konden worden in Indonesië. Er werd een beleid ontwikkeld en regelingen gemaakt waardoor het deze mensen bijzonder, nagenoeg onmogelijk werd gemaakt naar Nederland te gaan.

Onder druk van de publieke opinie en de Tweede Kamer werden in de loop der tijd verschillende regelingen een beetje versoepeld. Maar een quotum van 2000 personen per jaar bleef in het verborgene bestaan. Pas na 1957 werden de regeling ruimer. Maarook toen slaagden diverse warga negara’s er niet in naar Nederland te mogen komen. Ze bezaten veelal niet meer de benodigde papieren, hadden geen geld en wisten niet hoe. De band tussen deze ongelukkige achterblijvers en kennissen en familie in Nederland bleef bestaan. Ook de hulp vanuit Nederland bleef bestaan. Pogingen van Halin om de Nederlandse regering te bewegen mede hulp te geven bleven vruchteloos.

Bij de soevereiniteitsoverdracht waren alle verplichtingen van de Nederlandse regering ten opzichte van degene, die in Indonesië waren gebleven, overgegaan op de Indonesische regering. Ze zijn een zorg voor de Indonesische regering. De achtergebleven Indische Nederlanders vinden dit onrechtvaardig. Immers veel van de ellende die ze hebben heeft te maken met hun Nederlandse achtergrond en de slechte verhouding tussen Nederland en Indonesië in de jaren vijftig. Verder hebben zij als Nederlander ook schade geleden onder de Japanse bezetting, de bersiap en de plunderingen en het kwijtraken van bezittingen en baan. Velen hebben voor Oranje en Rood, Wit, Blauw gevochten en waren geïnterneerd. Als bijzonder grievend is het ervaren dat de regering de warga negara’s uitsloot van een individuele uitkering van Het Gebaar om enige genoegdoening te betonen voor het vermoedelijk tekortschietend naoorlogs rechtsherstel.

Halin en andere kleine organisaties zijn alle jaren tot nu toe hulp blijven verlenen aan de warga negara’s die daarvan afhankelijk waren en nog zijn voor hun bestaan. In aanmerking komen hulpbehoevende voormalige Indische Nederlanders die voor 16 augustus 1945 zijn geboren en die in Indonesië zijn blijven wonen. Aanvankelijk was de hulp in pakketten, voedsel, kleren en dergelijke. Later in de vorm van geld. Thans geeft Halin aan 880 personen maandelijks een uitkering van 300.000 roepiah (circa € 25,00) en wordt de helft van de ziekenhuisopnamekosten vergoed. De uitkering zou hoger dienen te zijn (het dubbele), maar daarvoor ontbreken de middelen. Verder zou er zeker meer geld moeten zijn voor de alsmaar hoger wordende medische kosten.

Halin verkrijgt haar middelen van ruim 1200 donateurs, vooral uit de Indische gemeenschap, en uit een opgebouwde reservering, sponsoring en acties. We hopen met

het boek Halin breder bekend te maken en begrip te kweken voor het verwerven van fondsen. Halin denkt tot circa 2030 te moeten blijven bestaan. Dan zijn de laatste voormalige Indische Nederlanders in Indonesië, evenals onze donateurs, overleden.

Halin bezit het CBF Keur en wordt door de fiscus erkend als een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI).

Het boek komt tot stand met een subsidie (van € 35.000,00) van VWS in het kader Erfgoed van de oorlog, behoud van archieven. Het is een uniek document omdat voor het eerst in een publicatie een historische, maatschappelijke en menselijke samenhang wordt gepresenteerd van wat de warga negara’s hebben ervaren. Tevens is het ook de geschiedenis geworden van de hulpverlening, met name door de Stichting Halin.

P. Bovens, wnd.vz. Halin september 2008.